Tracht men dien vorm nader te omschrijven, dan resulteert allereerst een uiterst vage uitspraak: de geschiedenis van Amsterdam is een onbepaalde hoeveelheid noties aangaande bijzonderheden, die in de beschikbare bronnen en verhandelingen ligt uitgespreid. Zij ligt daar als erts in een berg, toegankelijk voor den onderzoeker of den lezer door den arbeid, dien hij er aan besteden wil. Dit geheel van kennis, dat men de geschiedenis van Amsterdam noemt, is in beginsel slechts in potentia aanwezig, evenals het erts potentieel metaal is. Het is niet datgene, wat een bepaald geleerde van die geschiedenis weet of weten kan, maar datgene, wat een zekere gemeenschap in een zekeren tijd van die geschiedenis beheerscht.