godin van de rijkdom. Terwijl Freyja volgens Snorri in een door katten getrokken wagen rondrijdt, berijdt ze volgens het eddagedicht Hyndluljóð (Het lied van Hyndla) een ever met gouden borstels, Hildisvin (strijdvarken) geheten. Evenals de ever van haar broer Freyr is deze ever door twee dwergen voor haar gemaakt (Hdl. 7). Ook bezit ze een veren- of valkenkleed, dat ze wel eens aan Loki uitleent, als deze de goden of zichzelf weer eens uit de brand moet helpen. In de Þrymskviða (Gedicht over Thrym) mag hij het gebruiken om naar de gestolen hamer van Thor op zoek te gaan (»Thrym), in SnE. II, 3 leent hij het om te proberen »Idun uit de reuzenwereld terug te halen. Om deze redenen wordt Freyja in de kenningen ook wel ‘bezitster van het valkenkleed’ genoemd. In SnE. II, 26 behoort het door Loki geleende valkenkleed echter aan »Frigg toe.