Question

ergens een mouw aan willen vastknopen Welkom bij u, onze geliefde bezoekers en volgers, we gaan met u door om de beste oplossingen en model- en correcte antwoorden op uw vragen te bieden, en vandaag behandelen we een zeer belangrijke vraag waarbij we graag met u communiceren en ons volgen, en de vraag van vandaag in dit artikel wordt genoemd onder de vragen die in de zoekmachines worden genoemd, die we u zullen voorzien van het juiste antwoord op het oplossen van deze vraag: "ergens een mouw aan willen vastknopen"

Eén spreekwoord bevat `mouw aan te passen`

1. daar valt wel een mouw aan te passen (=daar is wel een oplossing voor te vinden)

Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.

• Nederlandstalige spreekwoorden
• Nederlandstalige gezegden
• Lijst van Nederlandse spreekwoorden
• schmidt Zeevis - 155 spreekwoorden

Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:

• vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
• debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
• Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen

Answer 1

80 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `OUW`

1. aan de tOUWtjes trekken (=de baas zijn, alles regelen, het voor het zeggen hebben)
2. aan een tOUW trekken (=eensgezind optreden)
3. aan een tOUWtje hebben (=in zijn macht hebben)
4. aan het (sleep)tOUW houden (=bezig houden / aan het lijntje houden)
5. aan het vinkentOUW zitten (=in spanning iets afwachten en graag door willen)
6. Aken en Keulen zijn niet op één dag gebOUWd (=voor een uitgebreide klus heb je meer tijd nodig)
7. als het huis volbOUWd is breekt men de steigers af (=als het doel bereikt is, vergeet men de helpers)
8. berOUW komt na de zonde (=als het eenmaal gebeurd is komt pas de berouw)
9. daar valt wel een mOUW aan te passen (=daar is wel een oplossing voor te vinden)
10. dat gaat je niet in de kOUWe/koude kleren zitten (=dat is heel ingrijpend. Daar ben je niet snel overheen (bijvoorbeeld een traumatische ervaring))
11. de handen uit de mOUWen steken (=aan de slag gaan en aanpakken)
12. de Hebreeërs bOUWden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
13. de tOUWtjes in handen hebben (=de controle hebben)
14. de wereld is een schOUWtoneel elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
15. een dronken vrOUW is een engel in bed (=drank draagt bij aan het beëindigen van de tegenstand)
16. een gezicht van OUWe lappen (=een huilerig of lelijk gezicht)
17. Een man zonder vrOUW is als een paard zonder teugels. (=In het huwelijk hebben man en vrouw elkaar nodig)
18. Een oude vrOUW en een oude koe, die vallen toe, maar een oude man en een oud paard zijn niets meer waard. (=Een oude vrouw kan soms nog wel wat doen, maar aan een oude man heb je niets dan last)
19. Een paard dat stormt en een meisje dat wil trOUWen zijn niet tegen te hOUWen. (=Niet tot iets anders te bewegen)
20. een tien met een griffel en een zoen van de juffrOUW (=in de volksmond: De beste beloning voor een 19e eeuws schoolkind)
21. een vrOUW zonder man is als een vis zonder fiets (=feministische uitspraak) 
22. Een vrOUWenhaar trekt sterker dan tien paarden. (=De invloed van een vrouw is zeer sterk)
23. elke dag een draadje is een hemdsmOUW in een jaar (=als je iedere dag een beetje doet komt het karwei uiteindelijk klaar)
24. er geen tOUW aan vast kunnen knopen (=door de onduidelijkheid niet kunnen begrijpen wat er wordt bedoeld)
25. er niet mee getrOUWd zijn (=er niet aan vastzitten, er niet toe verplicht zijn)
26. ergens een vOUWtje bij leggen (=niet meer over spreken)
27. ergens gezien zijn als een rotte kool bij een groenvrOUW (=er niet graag gezien zijn)
28. geen tOUW aan vast te knopen (=totaal onbegrijpelijk)
29. getrOUWd zijn over de puthaak (=onwettig samenwonen)
30. gezien worden als een rotte appel/kool bij een fruitvrOUW/groenvrOUW (=er niet erg welkom zijn)
31. het is altijd rOUWen en trOUWen (=het leven is een afwisseling van goede en slechte tijden)
32. het is een hopje in een brOUWketel (=het is zo goed als niets)
33. het is kruis of munt, zei de non en ze trOUWde de bankier (=een keuze voor het materiële kan ten koste gaan van het spirituele)
34. het levenslicht aanschOUWen/zien (=geboren worden)
35. het tOUW wat vieren (=het iets minder streng aanpakken)
36. hou en trOUW (beloven) (=elkaar overal (zullen) helpen)
37. huizen op iemand kunnen bOUWen (=sterk op iemand kunnen vertrouwen)
38. iemand aan het tOUW hebben (=over iemand de macht hebben)
39. iemand iets op de mOUW spelden (=iemand iets wijsmaken)
40. iemand op sleeptOUW nemen (=omdat iemand het alleen niet lukt diegene helpen, iemand steeds maar dingen beloven zonder die na te komen, iemand gebruiken voor eigen belang zonder dat die het doorheeft)
41. iemand van kwade trOUW verdenken (=verdenken dat iemand bedriegt)
42. iets in het getOUW zetten (=iets voorbereiden)
43. iets op de keper beschOUWen (=iets nauwkeurig bekijken)
44. iets op tOUW zetten (=iets organiseren)
45. iets uit zijn mOUW schudden (=zonder moeite met iets komen)
46. in het getOUW (=aan het werk)
47. in ogenschOUW nemen (=bekijken)
48. in tOUW zijn (=met iets druk bezig zijn)
49. kastelen in de lucht bOUWen (=zich illusies maken)
50. Keulen en Aken zijn niet op een dag gebOUWd (=grote projecten kosten tijd (en vergen geduld))

Answer 2

74 betekenissen bevatten `OUW`

1. haarscherp (=(van een afbeelding) getrOUW tot in fijne details)
2. je hart uitstorten (=aan iemand alles (in vertrOUWen) vertellen)
3. 't Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrOUW op na houden)
4. ad acta leggen (=als afgedaan beschOUWen)
5. Als het hooi het paard volgt, dan wil het gegeten zijn. (=Als de vrijster achter haar geliefde aanloopt, wil zij te graag trOUWen)
6. berouw komt na de zonde (=als het eenmaal gebeurd is komt pas de berOUW)
7. twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen (=als twee personen van een verschillend geloof trOUWen, gaat het zelden goed)
8. dat is schering en inslag (=dat komt bijzonder vaak voor [onderdelen van een weefgetOUW])
9. de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrOUW over haar man), het voor het zeggen hebben)
10. als de vis goedkoop is stinkt ze (=de herkomst ergens van is niet te vertrOUWen) 
11. Eén onderrok trekt meer dan twee paarden. (=De invloed van een vrOUW is heel sterk)
12. Een vrouwenhaar trekt sterker dan tien paarden. (=De invloed van een vrOUW is zeer sterk)
13. door de bril van een ander zien (=de mening van een ander blind vertrOUWen)
14. de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschOUWers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
15. over lijken gaan (=doordOUWen zonder oog voor ethiek of moraal)
16. Je mag wel ergens anders honger krijgen, als je thuis maar komt eten. (=Een getrOUWde man mag wel met knappe meisjes flirten, daar moet het bij blijven.)
17. een tang van een wijf. / Een oude tang (=een heks, feeks. / Een oude lastige vrOUW)
18. als de vos de passie preekt boer pas op je ganzen (=een huichelaar is niet te vertrOUWen)
19. Een oude vrouw en een oude koe, die vallen toe, maar een oude man en een oud paard zijn niets meer waard. (=Een oude vrOUW kan soms nog wel wat doen, maar aan een oude man heb je niets dan last)
20. een kerel als Kas (=een stevig gebOUWd kerel)
21. Vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. (=Een vrOUW is altijd wel wat aan het doen)
22. een bedrijvige Martha zijn (=een zeer ijverige vrOUW zijn)
23. uit de grond stampen (=erg snel iets opbOUWen)
24. iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebOUWd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden)
25. slot noch zin (=geen tOUW aan vast te knopen)
26. als de rechte Adam komt gaat Eva mee (=gezegd van 'n meisje dat liever niet wil trOUWen)
27. hij zal mijn koffer niet kruien (=hem zal ik mijn zaken niet toevertrOUWen)
28. een jatmous van een wijf, maakt de nering stroef en stijf (=het brengt ongeluk als je eerste klant een vrOUW is)
29. vertrouwen komt te voet en gaat te paard (=het is makkelijker om iemands vertrOUWen te schaden, dan te verkrijgen)
30. (iets) staat op losse schroeven (=het is onzeker, er valt niet op te bOUWen)
31. hij heeft schelvisogen hij kijkt als een schelvis (=hij kijkt je lodderig, dom of onbetrOUWbaar aan) 
32. met de linkerhand trouwen (=huwen met een vrOUW van lagere adelstand)
33. in de echt verbinden (=huwen, trOUWen)
34. men heeft hem de hoorns opgezet (=iemand (vooral een bekende) heeft een relatie met zijn vrOUW)
35. met iemand te diep in zee gaan (=iemand al te ver vertrOUWen)
36. zo zeker als de bank (=iemand die in alles te vertrOUWen is)
37. iemand met de nek aankijken (=iemand niet als volwaardig beschOUWen)
38. het op iemand niet begrepen hebben (=iemand niet vertrOUWen)
39. iemand op de proef stellen (=iemand testen om te zien of die te vertrOUWen is of het aan kan)
40. vaste voet aan de grond krijgen (=iets gedaan krijgen en/of als gebruikelijk beschOUWd gaan worden)
41. ergens als een berg tegen opzien (=iets voor zichzelf beschOUWen als een zeer moeilijke, of onplezierige, taak of omstandigheid)
42. iets met argusogen bekijken (=iets wantrOUWend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
43. Een man zonder vrouw is als een paard zonder teugels. (=In het huwelijk hebben man en vrOUW elkaar nodig)
44. onder de geboden (=in ondertrOUW)
45. Een meid en een aardappel kies je zelf (=Je kunt niet voor iemand anders een vrOUW uitzoeken) 
46. men moet geen oude bomen verplanten/verpoten/verplaatsen (=je moet geen oude mensen uit hun vertrOUWde omgeving halen)
47. je kan het dak op (=jOUW wens wordt niet gehonoreerd)
48. op de garf/garve bouwen (=land bebOUWen met betaling van de pacht met een deel van de oogst)
49. ten voeten uit (=letterlijk: de volledige gestalte is afgebeeld; figuurlijk: een getrOUWe persoonsbeschrijving)
50. Daar hangt de schaar uit (=Men is daar niet te vertrOUWen)

23 dialectgezegden bevatten `OUW`

1. aat OUW zen kas gekraupe (=zwak mager persoon) (Tiens)
2. ammen OUW nie oien en de voordeur, moestem alt lest achter noar binnen (=je bent een leuke meid) (Graauws)
3. Blieft eraf mej OUW kluutjes vingers! (=Niet aankomen!) (Budels)
4. Dat dankt OUW de koekkoek (=Nou, echt bedankt hoor) (Genneps)
5. Dat is ei sterk stök in ein OUW brook (=Dat is een ongeloofwaardig verhaal) (Steins)
6. het rijgert OUW mujers (=het regent oude vrOUWen) (Balens)
7. huft OUW puut op (=hef je voeten op) (Overpelts)
8. huft OUW puut op as ge lupt (=hef je voeten op als je loopt) (Neerpelts)
9. ik rij OUW zo omverre heej (=ga maar niet aan de kant) (Brabants)
10. ik zie niks OUW hemde zit ter voor (=iets niet kunnen zien) (Graauws)
11. kijk uit OUW doppen (=kijk uit) (Graauws)
12. Moet ik OUW dalik nor Venroy brengen (=Als je een beetje raar of té lollig doet) (Oeffelts)
13. OUW allemaol oewe kwebbes / oew bakkus eve (=nu allemaal even stil) (Oudenbosch)
14. OUW boks hangt op half zeuven (=je broek hangt laag) (Overpelts)
15. OUW je nannen tuus (=slaan) (Zeeuws)
16. OUW jeneihen in de reeke (=hou je in!) (Zeeuws)
17. OUW noe me s op bie je hezemel (=zeuren) (Zeeuws)
18. OUW poependik (=een oude en wat forsere man) (Mestreechs)
19. OUW zeekre!, emmaar allee gOUW zeg!, ten e nie woar ee! (=nee maar!) (Waregems)
20. t OUW mense poete (=oma) (Zeeuws)
21. tege OUW klwoate (=dat zal niet gebeuren) (Brechts)
22. trekt OUW boks op (=trek je broek omhoog)  
23. un zondagse steke OUW hin weeke (=zondags werk) (Zeeuws)