Een vakje op een dambord heeft geen officiële naam. De vakjes worden meestal aangeduid door hun positie op het bord.
Er zijn twee manieren om de positie van een vakje te beschrijven:
1. Coordinaatnotatie:
- Rijnummer: De rijen worden genummerd van 1 tot 10, van onder naar boven.
- Kolomletter: De kolommen worden benoemd met letters van a tot j, van links naar rechts.
De positie van een vakje wordt dan genoteerd als rijnummer-kolomletter. Bijvoorbeeld:
- e5 is het vakje in de 5e rij en de 5e kolom.
- a1 is het vakje in de 1e rij en de 1e kolom.
2. Veldnaam:
- Diagonaal: De diagonalen op het bord worden benoemd met nummers van 1 tot 10, beginnend in de linkerbovenhoek.
- Schijfnummer: De schijven op een diagonaal worden genummerd van 1 tot 5, beginnend bij de achterste schijf.
De positie van een vakje wordt dan genoteerd als diagonaalnummer-schijfnummer. Bijvoorbeeld:
- 5-3 is het 3e vakje op de 5e diagonaal.
- 10-1 is het 1e vakje op de 10e diagonaal.
In de praktijk worden de veldnamen vaker gebruikt dan de coordinaatnotatie, vooral door beginnende dammers.
Naast de positie van een vakje, kan men ook de kleur van het vakje benoemen. Er zijn witte en zwarte vakjes op een dambord.
Samenvattend:
- Een vakje op een dambord heeft geen officiële naam.
- De positie van een vakje kan worden beschreven met coordinaatnotatie (rijnummer-kolomletter) of met een veldnaam (diagonaalnummer-schijfnummer).
- De kleur van een vakje kan wit of zwart zijn.
Ik hoop dat dit je vraag beantwoordt!