Anwar Sadat, de derde president van Egypte, werd op 6 oktober 1981 vermoord tijdens een militaire parade in Caïro. De moord werd gepleegd door een groep van zes fundamentalistische militairen, leden van de Egyptische Islamitische Jihad. De moordenaar, Khaled Islambouli, riep tijdens de aanval "Allah is groot!". Sadat werd 63 jaar oud.
De moord op Sadat was een schok voor de wereld en had een grote impact op de Arabische wereld. Sadat was een controversiële figuur, maar hij werd ook gerespecteerd voor zijn vredesverdrag met Israël in 1979. De moord leidde tot een verharding van de positie van de Egyptische regering ten opzichte van het terrorisme.
Sadat werd geboren in 1918 in een klein dorpje in Egypte. Hij studeerde rechten aan de Universiteit van Caïro en ging daarna in het leger. Hij klom snel op in de gelederen van het leger en werd in 1970 vicepresident onder president Gamal Abdel Nasser. Na de dood van Nasser in 1970 werd Sadat president.
Sadat leidde Egypte tijdens de Jom Kippoeroorlog van 1973, waarin Egypte en Syrië Israël aanvielen. De oorlog was aanvankelijk succesvol voor de Arabische landen, maar uiteindelijk won Israël de oorlog. Sadat werd echter geprezen voor zijn moed en leiderschap tijdens de oorlog.
Na de oorlog begon Sadat met de vredesonderhandelingen met Israël. In 1979 tekende hij het Camp David-akkoorden, waarin Egypte en Israël vrede sloten. Het vredesakkoord was een controversiële beslissing in de Arabische wereld, maar Sadat werd er wel voor beloond met de Nobelprijs voor de Vrede.
De moord op Sadat was een grote tragedie voor Egypte en de Arabische wereld. Sadat was een complex figuur, maar hij was ook een visionair leider die vrede probeerde te brengen in het Midden-Oosten. De moord op hem was een grote nederlaag voor de vredesprocessen in het Midden-Oosten.
Na de moord op Sadat werd zijn vicepresident, Hosni Moebarak, president. Moebarak regeerde Egypte tot 2011, toen hij werd afgezet tijdens de Arabische Lente.
