De oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland worden de Māori genoemd. Ze zijn waarschijnlijk in de 13e eeuw vanuit Polynesië naar Nieuw-Zeeland gekomen en hebben zich over de eilanden verspreid. De Māori hebben hun eigen cultuur, taal, kunst en tradities die uniek zijn voor Nieuw-Zeeland.
Vóór de komst van de Māori waren er geen menselijke bewoners op de eilanden. Het klimaat en de geografie van Nieuw-Zeeland maakten het een moeilijke plaats om te leven, maar de Māori pasten zich aan en ontwikkelden een sterke verbinding met het land en de zee. Ze jaagden op zeezoogdieren en vogels, visten in de wateren rondom de eilanden en verbouwden gewassen zoals zoete aardappelen en taro.
De Māori speelden ook een belangrijke rol in de geschiedenis van Nieuw-Zeeland sinds de Europese kolonisatie in de 19e eeuw. Hun bevolking werd sterk getroffen door de komst van Europese ziekten en de invasie van hun land en cultuur. Tegenwoordig vormen de Māori ongeveer 15% van de bevolking van Nieuw-Zeeland en hebben ze een belangrijke positie in de maatschappij en politiek van het land.